Bij het voeden zorgen lippen, de tong en de kaken voor de sluiting om de speen. Daardoor is het voeden meestal geen probleem. Borstvoeding is ook meestal heel goed mogelijk bij baby’s met deze vorm van schisis. Soms is het makkelijker de houding van het kindje bij het voeden aanpassen. U kunt dan bijvoorbeeld de baby met de beentjes naar achteren aanleggen. Daardoor sluit de borst de lipspleet af.

Bij deze vorm van schisis is het niet nodig een voedingsplaat te maken omdat het gehemelte gesloten is. Ook het toepassen van een speciale pleistertechniek vaak niet nodig.

Darmkrampjes

Veel pasgeboren baby’s hebben darmkrampjes. Meestal zijn die rond zes weken het ergst en rond drie tot vier maanden zijn ze vaak weer voorbij. Uw baby is dan onrustig en huilerig na de voeding.

Als een baby teveel of juist te weinig voeding krijgt, kan hij ook darmkrampjes krijgen. Vraag eventueel advies bij het consultatiebureau over de hoeveelheid voeding.

Vermoeidheid

U wilt natuurlijk dat uw baby voldoende drinkt en daardoor duurt een voeding soms 30-45 minuten; eigenlijk is dit te lang omdat uw baby (en u ook) dan weinig rust krijgt tussen de voedingen door. Vaak is het in het begin proberen wat het juiste (drink)ritme is.

Verslikken

Als uw baby moeite heeft met het coördineren van de melkstroom, er teveel melk in zijn mond komt of omdat hij veel lucht meeslikt, kan hij zich verslikken. Het is ongevaarlijk. Belangrijk is zelf rustig te blijven.

Lepelvoeding
Vanaf de leeftijd van 5 à 6 maanden kunt u starten met het geven van lepelvoeding. Gebruik een zo recht mogelijke, ondiepe plastic lepel. Beweeg de lepel horizontaal, waarbij u eventueel licht op de tongpunt drukt. Wacht tot uw kind de mond dicht doet en het voedsel zelf afhapt. Laat uw kind langzaam wennen aan verschillende smaakjes en geef kleine beetjes tegelijk.

Kauwen
Een baby kan kauwen vanaf 7 à 8 maanden. Doordat baby’s vaster voedsel gaan eten en speelgoed in de mond steken, vermindert de gevoeligheid in de mond. Geef uw kind dus ook veilig speelgoed om dit te stimuleren. Uw kind geeft het vaak zelf aan; hij bijt overal op. Als een kind later begint met het eten van vast voedsel dan deze leeftijd, duurt het vaak veel langer voordat hij hieraan went. U kunt de richtlijnen voor het geven van voeding volgen van het consultatie bureau. Het beste is dat u iedere dag wat ‘oefent’. Dan verbetert de techniek het snelst. Uw kind kan moeite hebben met stukjes in de voeding. Laat hem hier langzaam aan wennen. Probeer vaste voeding op een moment dat uw kind trek zal hebben.

Enkele tips:

  • Een eerste stap kan zijn om het warme eten steeds wat grover te maken
  • Geef kleine beetjes tegelijk
  • Laat uw kind zelf zitten in een kinderstoel of wipstoeltje of neem hem op schoot
  • Als het voedsel in de neus gaat, geef hem dan iets te drinken
  • Bij verslikken en hoesten kan een kind ook gaan spugen
  • Bij benauwdheid kunt u met uw pink het voedsel achter uit de mond halen

U kunt uw kind ook tussendoortjes geven:

  • Babykoekjes
  • Cracotte
  • Broodkorst

Mogelijke problemen en oplossingen:

  • Niet dwingen: eten en drinken is een leuke, prettige en gezellige bezigheid
  • Normale voedingsduur: 20 à 30 minuten
  • Bij problemen, vragen of twijfels: hulp inschakelen!

Mocht u vragen over of problemen hebben met de voeding, vraag dan hulp van de logopedist van het schisisteam, de wijkverpleegkundige, een deskundige op het consultatiebureau of uw huisarts.